In 1621 opende de Gentse Mons Pietatis of Berg van Barmhartigheid de deuren.
Architect Wenceslas Cobergher (1560-1643) haalde zijn inspiratie voor architectuur en concept uit Italië. Hij ontvouwde zijn plannen voor de oprichting van een hele reeks pandjeshuizen aan de aartshertogen Albrecht en Isabella. Behoeftigen zouden er op een betaalbare manier cash geld kunnen ontlenen in ruil voor een onderpand en tegen een lage intrest.
Het concept van de Berg van Barmhartigheid was eenvoudig. De overheid bepaalde de intrestvoet waartegen behoeftigen geld konden lenen. De onderpanden werden gedurende maximaal één jaar en zes weken zorgvuldig bewaard. Wie het pand dan nog niet had terugbetaald, zag zijn bezit met lede ogen onder de veilinghamer verdwijnen. Wie wel op tijd de nodige duiten bijeen had gescharreld, kreeg zijn pand terug tegen betaling van de verlopen interest.
Tot aan de Franse Revolutie voldeed dit concept uitstekend. Toen werd de Berg gesloten. Pas omstreeks 1820 gingen de deuren weer open, ditmaal in de vorm van een Openbare Kas van Lening onder toezicht van het Bureel van Weldadigheid.
De beurscrash van 1929-1930 gaf de doodsteek aan het verouderde mechanisme; ondertussen maakten de normale banken meer en meer opgang.